Nieuws
Koeien & Kansen-deelnemers blijven worstelen met methaanreductie
Het grootste deel van de methaanemissie (CH4) op een melkveebedrijf komt voort uit pensfermentatie, waarbij voeding een cruciale rol speelt. Om inzicht te krijgen in de praktische toepassing van maatregelen die bijdragen aan het beperken van de methaanemissie, worden de Koeien & Kansen-bedrijven al een aantal jaren gevolgd. Echter, het blijkt dat het implementeren van deze maatregelen geen eenvoudige taak is. Soms werken de maatregelen zelfs tegenstrijdig of hebben ze een negatief effect op andere duurzaamheidsthema's
Doelstelling methaanemissie
Er is een aanzienlijke nationale uitdaging om tegen 2030 de totale methaanemissie met 30% te verminderen ten opzichte van 2020. Binnen het project Koeien & Kansen wordt al enkele jaren gekeken op welke manier de methaanproductie uit pensfermentatie in de praktijk het beste kan worden verminderd. Hiervoor worden twee kengetallen gehanteerd: de methaanemissie uit pensfermentatie in kg per 1000 kg meetmelk (FPCM) en de emissiefactor (EF) in grammen methaan per kilogram droge stof (DS) van het rantsoen.
De doelstellingen van de Koeien & Kansen-bedrijven waren gericht op het behalen van een reductie van 20% in de methaanemissie uit pensfermentatie ten opzichte van het sectorgemiddelde van 2018 tegen het jaar 2023. Dit vertaalde zich naar de streefwaarden van maximaal 16,0 kg CH4 per 1000 kg meetmelk voor de methaanemissie uit pensfermentatie en een gemiddelde EF in het rantsoen van 18,0 gram CH4 per kg DS.
Resultaten
In figuur 1 zijn de resultaten voor de jaren 2020 tot en met 2023 per bedrijf weergegeven. Gemiddeld was de methaanemissie uit pensfermentatie berekend op 16,4 kg CH4/1000 kg meetmelk, net boven de doelstelling. Hoewel de gemiddelde berekende methaanemissie het afgelopen jaar is gedaald van 16,7 (2022) naar 16,4 (2023), maar is de variatie van 14,4 tot 23,9 gram CH4 per kg meetmelk groot gebleven.
Bedrijf 10 is een bedrijf met Jersey koeien met een hoog vetpercentage in de melk. Bedrijf 11 wijkt iets af; hier wordt voornamelijk (vers) gras gevoerd zonder snijmais en bijproducten, en de melkproductie per koe ligt lager dan het gemiddelde. Dit heeft alles te maken met de geïntegreerde natuuraanpak van dit bedrijf. Door die aanpak zullen thema’s als ammoniak, stikstofbodemoverschot en broeikasgasemissie uit aangevoerde grondstoffen juist erg goed scoren. De keerzijde hiervan is een relatief hogere methaanemissie uit pensfermentatie.
Figuur 1 laat toont dat dat negen bedrijven erin geslaagd zijn om de doelstelling van maximaal 16,0 kg CH4/ 1000 kg meetmelk in 2023 te behalen. Elf bedrijven toonden afgelopen jaar een daling in methaanemissie, hoewel de verschillen ten opzichte van 2022 niet bijzonder groot waren.
EF-rantsoen
De kwaliteit van het ruwvoer speelt een grote rol bij de methaanemissie uit pensfermentatie (enterisch methaan). Een lager NDF-gehalte in kuilgras resulteert doorgaans in minder methaanemissie. Het eerder maaien van het gras zou kunnen leiden tot minder NDF in graskuil. Echter, voor bedrijf 11 met zijn geïntegreerde natuuraanpak is dit geen optie, aangezien de natuurdoelen, gesteld door de verpachter van het land dit niet toelaten.
Bij snijmaiskuil is naast NDF het zetmeelgehalte van belang. Een hoog zetmeelgehalte geeft minder methaanemissie.
Ook bij de keuze van bijproducten en krachtvoer kan men inspelen op de EF van de voedermiddelen. Zoals aangegeven was de doelstelling voor de koeien en kansen bedrijven een rantsoen met een gemiddelde EF van maximaal 18,0 g CH4/ kg DS.
Uit figuur 2 blijkt dat het een moeilijke opgave is om een EF onder de 18,0 g CH4/kg DS te realiseren, zeker wanneer het jongvee meegerekend wordt. Het is geen van de bedrijven gelukt om deze doelstelling te realiseren. Hier ligt dus nog een flinke uitdaging.
Er waren voedermiddelen die een EF factor lager dan 18,0 g CH4/kg DS hadden. Ook zijn er producten waarvan de EF nog nader onderzocht worden. Zo geldt op dit moment een EF van ruim 19 voor vers gras, maar geeft lopend onderzoek aan dat dit waarschijnlijk lager is. De graskuil had op de Koeien en Kansen bedrijven in 2023 een gemiddelde EF van 19,4 g CH4/kg DS (variatie van 18,4-21,4) De gemiddelde EF van snijmais kwam uit op 18,5 g CH4/kg DS (variatie van 16,6 -19,9). Dit is hoog en werd onder andere veroorzaakt doordat het zetmeelgehalte in sommige (aangekochte) partijen snijmais tegenviel. Bijproducten vormen maar een klein deel van het rantsoen. Toch heeft de keuze van het product invloed op de EF in het totale rantsoen. Zo heeft bijvoorbeeld bierborstel een EF van 15,5 en voederbieten een EF van 25. Ook de EF van krachtvoer schommelt rond de 20. Wellicht is hier nog wat te winnen door overleg met de voerleveranciers. Al gaat verlaging van de EF van methaan dan in veel gevallen gepaard met een verhoging van de kostprijs. De keuze in gangbare voedermiddelen, met een lage EF is niet zo groot. Alleen met een lage EF van graskuil en snijmais is de gestelde doelstelling te halen.