Nieuws

Werken aan evenwichtsbemesting in BEN en BES-pilots

Gepubliceerd op
28 augustus 2020

De afgelopen jaren is er onderzoek gedaan naar flexibele bemesting in de BEN- en de BES-pilots. De BEN-pilot is gestopt en de deelnemers zijn ondertussen overgestapt op de BES-pilot. Melkveehouders Hubert Levers en Joris Buijs zijn deelnemers van het eerste uur. Zij vertellen over hun ervaringen binnen deze pilots en hun zoektocht naar evenwichtsbemesting.

Eén van de deelnemers die heeft meegedaan is melkveehouder Hubert Levers. Hij melkt op de vruchtbare zeekleigrond in Lelystad 230 melkkoeien en houdt daarnaast zo’n 120 stuks jongvee. “De belangrijkste reden om in 2014 deel te nemen aan de pilot Bedrijfsspecifiek bemesten was dat ik op mijn bedrijf op deze productieve zeeklei niet uit de voeten kon met de standaardbemestingsnormen. Ik kreeg namelijk het idee dat we de grond aan het ondervoeden waren. De hoge gewasopbrengsten van deze grond leiden tot stikstoftekorten. Dat uitte zich op mijn bedrijf in de vorm van roest en bladvlekkenziekten’’, merkt Levers op. “Als ondernemer heb je te maken met heel veel verschillende factoren die van invloed zijn op je resultaat’’, gaat hij verder. De afgelopen twee jaren waren relatief droog. Dit is terug te zien in de resultaten in de KringloopWijzer. Deze resultaten op basis van een driejarig gemiddelde bepalen binnen deze pilots de bemestingsruimte. Lagere opbrengsten betekenen dan dat er ook minder N per hectare aangewend mag worden.

Integrale aanpak

Levers ziet zijn bedrijfsvoering dan ook als een integraal gebeuren, waarin je continue moet bijsturen om tot een optimaal resultaat te komen. Vanaf dit jaar neemt Levers deel aan de BES-pilot en krijgt hij de ruimte om ook met dierlijke mest af te wijken van de generieke gebruiksnorm op klei bij derogatie. Hij mag dierlijke mest gebruiken totdat hij het niveau van P-evenwichtsbemesting bereikt heeft. Om niet boven het N-overschot uit te komen dat zou optreden bij toepassing van de generieke gebruiksnorm* levert hij N uit kunstmest in. Levers probeert N uit dierlijke mest optimaal te benutten door zijn drijfmest te verdunnen met water. “Dit komt niet alleen de benutting ten goede, maar zorgt bovendien voor een lagere uitstoot van ammoniak bij het toedienen’’, zegt de melkveehouder. Aangezien hij dit jaar voor het eerst deelneemt aan BES heeft hij wel een marge ingebouwd. “Ik heb er in dit eerste jaar voor gekozen niet alle N uit dierlijke mest die in BES mogelijk is, in te zetten. Zo hoef ik niet maximaal kunstmest N in te leveren ter compensatie en houd ik dus iets meer N uit kunstmest over, waardoor ik net iets makkelijker kan sturen en inspelen op onvoorziene omstandigheden. De volgende uitdaging is om maximaal te sturen op de inzet en benutting van dierlijke mest, wat alleen lukt als er serieus wordt om gegaan met het aanwenden van mest. Mest moet niet als stront worden gezien maar als waardevolle voeding voor de bodem. Dit past prima binnen de kringlooplandbouwgedachte’’, voegt hij eraan toe.


*Uitgaande van de ‘forfataire’ N opbrengst van gras en mais op het bedrijf.

Zoeken naar een evenwicht

Joris Buijs: ''Extra kunstsmest aanvoeren past niet binnen kringlooplandbouw''
Joris Buijs: ''Extra kunstsmest aanvoeren past niet binnen kringlooplandbouw''

Joris Buijs is Koeien & Kansen deelnemer en streeft al jaren naar een optimale mineralenbenutting op zijn melkveebedrijf in Etten-Leur. Zijn speerpunt is het oogsten van zoveel mogelijk eiwit van eigen land. De afgelopen jaren heeft hij net als Levers deelgenomen aan de BEN-pilot en doet hij net als alle andere Koeien & Kansen-deelnemers mee aan de BES-pilot. Dit betekent dat hij extra ruimte heeft om N uit dierlijke mest op zijn bedrijf in te zetten tegen inlevering van kunstmest. Hij is dan ook blij dat de landbouwminister Schouten dit jaar eindelijk heeft besloten de BES-pilot uit te bereiden naar 50 deelnemers. “Het stootte mij dan ook al jaren tegen de borst dat we de extra ruimte voor N alleen mochten opvullen met N uit kunstmest. Extra kunstmest aanvoeren en toepassen op het bedrijf past niet binnen kringlooplandbouw. Bovendien brengt het produceren van kunstmest weer extra uitstoot van CO2 met zich mee’’, merkt Buijs op. Helaas zijn de twee droge jaren en het droge voorjaar van 2020 niet gunstig voor de gewasopbrengsten. Het aantal geoogste kilogrammen droge stof per hectare vielen dan ook op dit bedrijf tegen. Deze resultaten hebben binnen de BES-pilot direct effect op de bemestingsruimte op het bedrijf van Buijs. Hij doet er alles aan op zijn dierlijke mest zo optimaal te benutten. “Sinds dit jaar voegen we een deel water toe aan de drijfmest en beregenen we de percelen bij droog weer. Dit zorgt voor een betere benutting van N uit de drijfmest en een lagere uitstoot van ammoniak. Ook voegt hij al ruim twintig jaar mestadditieven toe aan zijn drijfmest. Ondanks dat hij niet beschikt over harde resultaten van deze middelen is hij wel van mening dat het een positief effect heeft op de kwaliteit van zijn mest. “Zo halen we meer eiwit van ons (gras) land. Het lijkt erop dat onze drijfmest beschikt over meer gebonden stikstof, wat bijdraagt aan een betere stikstofbenutting’’, meent hij. Ook denkt Buijs na over het scheiden van mest. De dunne fractie aangelengd met water, lijkt op een mineralenconcentraat uit een verleden, en kan hij als een snelle meststof aanbieden in de zomer. De dikke fractie met veel organische stof is meer geschikt voor de winter en in het vroege voorjaar op het bouwland. Zo probeert hij binnen deze BES-pilot te zoeken naar een optimaal evenwicht, dat past binnen de kringlooplandbouw.