Nieuws

Verdunde drijfmest heeft positief effect op benutting en uitstoot

Gepubliceerd op
18 mei 2020

Het verdunnen van drijfmest met water verlaagt de ammoniakverliezen en kan vooral onder droge omstandigheden de benutting van mest verbeteren.

De laatste jaren wordt geëxperimenteerd met het verdunnen van mest met water. Om de sleepvoetmachine te kunnen gebruiken is verdunning van 1 deel water op 2 delen mest (1:2) sinds vorig jaar wettelijk verplicht. Alleen onder deze voorwaarde is gebruik van de sleepvoetmachine  toegestaan op klei- en veengrond.

Minder ammoniakemissie

Uit ammoniakmetingen van Wageningen University & Research (WUR) blijkt dat bij een verdunning van 1:2 40% minder ammoniak vervluchtigt dan uit onverdunde mest. Deze metingen zijn uitgevoerd bij aanwending met een sleepvoetmachine. Door water aan de mest toe te voegen blijft meer ammoniumstikstof opgelost in de mest en vervluchtigt dus minder. Daarnaast is de mest dunner en neemt de bodem het makkelijker op. In de Adviesbasis van de Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen (CBGV) staan de werkingscijfers van stikstof uit dierlijke mest bij verschillende aanwendmethodes. Bij gebruik van de sleepvoet wordt uitgegaan van een verdunning van 1:2.

Betere benutting

In een oriënterende proef zijn twee soorten verdunde mest aangewend voor de derde snede onder droge omstandigheden en zonder aanvulling van kunstmest. Mest met een verdunning van 1 deel water : 2 delen mest (1:2) en 1 deel water : 1 deel mest (1:1) leidde tot verhoogde opbrengsten van respectievelijk 7-12% en 20-25% ten opzichte van onverdunde mest. Echter, in het éénjarige vervolgonderzoek naar de effecten van verdunde mest op de grasgroei op veen- en kleigrond zijn nauwelijks betrouwbare verschillen in droge-stofopbrengst op jaarbasis gevonden.

Minder emissie geeft extra stikstofaanbod

Het berekende extra stikstofaanbod door verdunning varieerde op jaarbasis van 4 tot 24 kg per ha afhankelijk van mestdosering en de verdunning. Ondanks de beperkte verschillen in grasopbrengsten tussen verdunde en onverdunde mest werd een duidelijke relatie gevonden tussen de berekende extra beschikbare stikstof (als gevolg van minder emissie) en de gemeten extra stikstofopname door het gewas (soms iets hoger eiwitgehalte).

Wanneer water toevoegen

Het maakt niet uit of het water vlak voor het bemesten in de mestopslag wordt toegevoegd of tijdens het bemesten met een sleepslangaanvoer. Het mixen van water door de mest kan wel helpen om slecht te mixen kelders beter te kunnen mixen en daardoor beter leeg te kunnen krijgen. Wordt het water tijdens de stalperiode aan de mest toegevoegd, dan zal de emissie uit de kelder ook lager zijn. Dit vergt wel een ruime mestopslag.

Effect met zodebemester

Zeer waarschijnlijk zal 1:2 verdunnen bij gebruik van een zodebemester ook een positief effect hebben op de mestbenutting en een lager ammoniakverlies. Dit jaar is een tweejarig onderzoek gestart naar het effect van verdunnen bij aanwending met een zodenbemester op grasland op zandgrond op ammoniakemissie en benutting van de mest door het gras. Vooral bij droge omstandigheden en warm weer zal extra water positief werken. Bij een verdunning van 1:2 zal 1,5 keer het aantal m3 moeten worden uitgereden om eenzelfde hoeveelheid stikstof uit mest aan te wenden. Bij bemesten met een tank neemt de intensiteit van berijden van het grasland daardoor toe en ook de kosten. Bij aanvoer van mest met sleepslang speelt dit veel minder. Daarnaast moet de verdunde mest wel in de sleufjes passen, anders ben je op zandgrond in overtreding en neemt de emissie juist toe. In de praktijk zijn wel voorbeelden dat bij zodebemesten niet alle mest netjes in de sleufjes wordt geplaatst, bijvoorbeeld op de kopakker. Onder die omstandigheden lijkt het werk effectief meer op een sleepvoetmachine en zal de meerwaarde van water toevoegen groter zijn dan bij keurig werk.