Nieuws

Bemestingsadvies Nieuw Nederlands Weiden

Gepubliceerd op
17 juni 2019

Standweiden wint de laatste jaren flink aan populariteit. De introductie van het weideconcept Nieuw Nederlands Weiden, gebaseerd op roterend standweiden, heeft dit proces nog eens flink versneld. Bij standweiden is er geen sprake van oogst van weidesneden, maar gaan we juist uit van een hoeveelheid droge stof die per dag bijgroeit. Hierdoor is de wijze van stikstof bemesten bij standweiden ook anders dan bij omweiden.

In de Adviesbasis Bemesting vinden we in tabel 2-9 het stikstofadvies voor standweiden. Het advies voor de eerste snede is de N bemesting voor een lichte weidesnede. Het advies voor standweiden na de eerste snede is uitgedrukt in N behoefte per dag. Deze N behoefte is inclusief de N (na)werking uit drijfmest. Het consequent uitvoeren van dit advies vraagt nogal wat rekenwerk, zeker omdat het ook belangrijk is om binnen de wettelijke gebruiksnormen te blijven.

De CBGV is daarom bezig met het ontwikkelen van een handreiking voor de bemesting binnen Nieuw Nederlands Weiden. Dit is een direct toepasbaar bemestingsadvies uitgedrukt in tonnen drijfmest en kg N uit kunstmest. Het bemestingsadvies houdt rekening met het aantal melkkoeien per ha huiskavel en het daarbij passende beweidingsschema, de grondsoort en de gebruiksnorm.   

Hoeveel drijfmest toedienen?

De hoeveelheid drijfmest voor de huiskavel is afhankelijk van hoe intensief geweid wordt. Bij een relatief kleine huiskavel worden percelen vaker beweid en minder gemaaid. Bij intensievere beweiding komt er meer weidemest op het perceel. Binnen de wettelijke plaatsingsruimte N uit dierlijke mest is er dan minder ruimte om mest uit te rijden naast  de weidemest. Er is ook minder drijfmest nodig omdat er minder gemaaid wordt dan bij een bedrijf met een relatief grote huiskavel. In bijgevoegde tabel is dit weergegeven voor de verschillende typen Nieuw Nederlands Weiden, in dit geval bij een derogatie van 230 kg N uit dierlijke mest/ha.

tabel.JPG

Wanneer drijfmest toevoegen?

Aanwenden van  drijfmest gebeurt  bij voorkeur voor de eerste snede, zowel op de percelen die de eerste snede worden geweid als op de percelen die de eerste snede worden gemaaid. De overige mest wordt alleen voor maaisneden aangewend. Voor de smakelijkheid van het gras is het af te raden dierlijke mest voor het weiden te gebruiken. Om de stikstof uit de drijfmest zo goed mogelijk te benutten is het raadzaam  de drijfmest in de eerste helft van het groeiseizoen aan te wenden. Praktisch betekent dit dat er na 1 juli geen dierlijke mest wordt uitgereden op de huiskavel. 

Bemesting van de maaisneden

De bemesting van de maaisneden is bij het roterend standweiden niet afwijkend Je kunt op  dezelfde manier bemesten  als bij andere maaisneden.  De totale hoeveelheid toe te dienen drijfmest staat bij ieder advies vermeld. Vooral bij een intensieve beweiding gebruik je minder drijfmest bij de maaisneden op de huiskavel en meer kunstmest dan op de percelen die je alleen maait.

Bemesting van de blokken

Om de bijgroei op het weideplatform zo gelijkmatig mogelijk te houden en het eiwitgehalte zo constant mogelijk is het zaak vaak kleine beetjes stikstof aan het gras aan te bieden. Zo blijft het gras ook beter doorgroeien in de laatste weken van het weiden op het weideblok en piekt het ureum in de melk minder. De stikstof komt uit de gegeven drijfmest (alleen de eerste snede), de nawerking van eerder gegeven drijfmest en de gestrooide kunstmest.

In de praktijk komt het er op neer dat onder de 5 melkkoeien/ha huiskavel (voorbeeldschema’s XL en L) er 2 keer bemest wordt per ronde op een weideplatform en bij de intensievere situaties (voorbeeldschema’s M en S) 3 keer per ronde.

Keuze kunstmestsoorten

In de bemestingsschema’s staat de kunstmestgift consequent uitgedrukt in kg KAS. In het groeiseizoen is KAS in de meeste gevallen de meest voor de hand liggende keuze. Vloeibare stikstofmeststoffen toepassen op de weideblokken na de eerste snede is door de kleine giften per keer vaak te duur. Echter, voor de eerste snede is op de meeste zand- en kleigronden een zwavelhoudende kunstmest aan te raden. Ook het gebruik van kunstmest met een hoger aandeel ammonium of toepassing van ureum houdende meststoffen pakt met name in nattere voorjaren beter uit doordat het uitspoelingsrisico lager is. Daarom staat bij de eerste snede in het schema ook de hoeveelheid zuivere N vermeld die met kunstmest gegeven moet worden. Bij het gebruik van een andere meststof dan KAS is de gift in kg product eenvoudig uit te rekenen door de N gift te delen door het % N in de meststof.